Twee mannen en een vrouw wonen in studio’s die zij huren via een organisatie in de geestelijke gezondheidszorg. Zij hebben alle drie een gecombineerde begeleidings- en huurovereenkomst: de organisatie biedt woonbegeleiding en verhuurt in dat kader studio’s aan haar cliënten.
Door incidenten bij het pand komt er spanning in de relatie: er zouden voorwerpen, waaronder stoeptegels, vanaf het dakterras naar beneden zijn gegooid. Volgens de organisatie zijn de drie bewoners hiervoor verantwoordelijk. De bewoners ontkennen dit en starten een kort geding bij de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland om te voorkomen dat hun overeenkomsten worden beëindigd en woning wordt ontruimd.
Veertien dagen
De organisatie zegt de overeenkomsten op per brief. Daarin wordt verwezen naar ‘incidenten’ en naar camerabeelden waarop te zien zou zijn dat drie bewoners voorwerpen van het dakterras gooien. De opzegging gaat gepaard met een korte opzegtermijn: binnen veertien dagen moeten de bewoners vertrekken.
Niet rechtsgeldig
Op verzoek van de huurders kijkt de kantonrechter naar de zaak. Die komt tot de conclusie dat de opzegging niet rechtsgeldig is. De brieven van de organisatie zijn volgens de kantonrechter te summier. Alleen de vernielingen in de bewuste nacht worden genoemd in de brieven, maar geen andere incidenten die in de procedure voor de kantonrechter nu wel worden aangehaald, waaronder bedreiging en intimidatie.
Bewijs
Bovendien ontbreekt bewijs dat direct tot de bewoners leidt. De camerabeelden zijn niet duidelijk genoeg. Er zijn wel verklaringen van medewerkers van de organisatie, maar die zijn deels gebaseerd op wat zij van anderen hebben gehoord (‘de auditu’) en gaan niet specifiek over de bewuste nacht. Daarnaast toont één van de bewoners met Snapchat-screenshots aan dat hij die nacht niet eens in de stad was, maar bij familie in Limburg en Duitsland. Ook de andere bewoners tonen via hun telefoon aan dat ze op het tijdstip van de vernielingen met een vriendin aan het videobellen waren en zich naar eigen zeggen tijdens die gesprekken niet op het dakterras bevonden. Tot slot wijzen de bewoners erop dat het pand in die periode niet goed was afgesloten: deuren waren geforceerd, waardoor ook buitenstaanders toegang hadden. De organisatie ontkent dit niet.
Belangenafweging
De rechter weegt vervolgens de betrokken belangen. Voor de bewoners staat hun woonruimte en begeleiding op het spel – zonder die begeleiding kunnen zij mogelijk op straat belanden. Voor de organisatie gaat het om de orde en veiligheid in haar panden. Maar omdat de organisatie geen overtuigend bewijs levert voor de incidenten en de bewoners hun betwisting goed onderbouwen, weegt hun belang zwaarder. De kantonrechter beslist daarom dat de organisatie de studio’s niet mag ontruimen.