Een gemeente heeft een locatie naast de uitrit van een woningpark aangewezen voor de plaatsing van vier bovengrondse afvalcontainers. De stichting die eigenaar is van het park is het daar niet mee eens, maar vindt geen gehoor bij de rechter.
Het woningpark is een voormalig recreatiepark dat inmiddels bestaat uit permanente woningen. De stichting, die eigenaar en beheerder is van het terrein, verzorgt al jaren zelf de afvalinzameling. Wanneer de gemeente besluit om eigen containers te plaatsen op het park, wijst de stichting dit af. Ze wil geen gemeentelijke containers op haar grond. Daarom kiest het college een plek net buiten het park op korte loopafstand van de woningen.
Ongeschikt
De stichting is het daar niet mee eens en stapt naar de rechter. Volgens haar is de locatie ongeschikt vanwege verkeersveiligheid, aantasting van het aanzicht en te grote loopafstanden voor bewoners. Ook vindt de stichting dat bovengrondse containers niet toegankelijk zijn voor mindervaliden en dat de gemeente in andere delen van de gemeente wél ondergrondse containers gebruikt.
Toetsing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beoordeelt niet zelf welke locatie het meest geschikt is. Die keuze ligt bij het gemeentebestuur. De rechter kijkt alleen of het college bij deze keuze alle relevante belangen zorgvuldig heeft afgewogen. In dit geval kijkt de Afdeling of de gevolgen van het besluit aanvaardbaar zijn. Uit vaste rechtspraak volgt dat nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals geluid- en geuremissie, toeneming van verkeer van en naar de afvalcontainers en (verkeers)hinder niet aan aanwijzing in de weg hoeven te staan, maar dat moet worden gekeken naar locatiespecifieke of andere bijzondere omstandigheden.
Zorgvuldig
Op basis van dit toetsingskader oordeelt de Afdeling dat het college voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en de locatie terecht heeft aangewezen. Wat betreft de verkeersveiligheid stelt de Afdeling dat het zicht bij de uitrit van het park wel iets afneemt, maar dat de situatie niet onveilig wordt. En de aantasting van het aanzicht noemt de rechter beperkt; de plaatsing van de afvalcontainers zal niet afdoen aan het parkachtige karakter, mede vanwege begroeiing en een nabijgelegen parkeerplaats. Ook het argument over de loopafstand (van 200 tot 500 meter) houdt geen stand. Het college hanteert een richtlijn van maximaal 250 meter, maar omdat de stichting geen containers op eigen terrein toestaat, is er geen betere locatie mogelijk.
Ondergronds
Tot slot wijst de Afdeling het beroep van de stichting op het gelijkheidsbeginsel af. Dat er elders ondergrondse containers zijn, betekent niet dat dit hier ook moet. Door de aanwezigheid van kabels en leidingen is ondergrondse plaatsing onmogelijk. Van de Afdeling mogen de containers er op de aangewezen locatie daarom gewoon komen.