Een man huurt tien jaar een sociale huurwoning van een woningcorporatie. Toen hij bij deze corporatie begon te huren had hij geen woning in eigendom. Twee jaar later bezit hij twee koopwoningen die hij verhuurt. Moet de man uit zijn huurwoning omdat hij in zijn eigen huis kan wonen?
In de gemeente waar de man woont staat dat iemand met een koopwoning zich kan inschrijven als woningzoekende en een huurwoning kan krijgen. Wel moet de koopwoning binnen een half jaar zijn verkocht, anders wordt de huur beëindigd. Omdat deze man zijn woningen niet verkoopt, zegt de woningcorporatie de huurovereenkomst op. Als hij hier niet mee instemt, legt de corporatie de zaak voor aan de rechtbank Amsterdam.
Woningwet
Een woningcorporatie is op grond van de Woningwet verplicht om woningen te verhuren aan personen die niet in hun eigen huisvestingsbehoefte kunnen voorzien. Dat is ook het statutaire doel van de corporatie in deze zaak. De betrokken huurder behoort niet meer tot deze doelgroep, omdat hij twee woningen bezit. Dan kan de woningcorporatie een beroep doen op eigen gebruik, oordeelt de kantonrechter, maar moet dan wel aannemelijk maken dat dit eigen gebruik zo dringend is dat van haar niet kan worden verwacht de huurovereenkomst voort te zetten.
Dringend eigen gebruik
Het duurt inmiddels dertien jaar voordat een potentiële huurder in aanmerking komt voor een huurwoning. Dat maakt, zo oordeelt de kantonrechter, dat voor een goede verdeling van sociale huurwoningen de corporatie in beginsel een dringend belang heeft bij het beëindigingen van een huurovereenkomst als een huurder ook een eigen koopwoning heeft.
Passende woonruimte
De kantonrechter kan de huurovereenkomst alleen beëindigen als er voor de huurder passende woonruimte is. En die is er: zijn eigen koopwoningen. De man stelt nog dat die niet voldoen aan de definitie van ‘passende woonruimte’, omdat die woningen zijn bezet door zijn huurders. Maar hij onderbouwt niet op welke voorwaarden zijn huurders huren, hij laat zelfs geen huurovereenkomst zien. De kantonrechter kan daarom niet vaststellen of die woningen voor onbepaalde tijd zijn verhuurd, waardoor deze woningen niet beschikbaar zijn voor hem. Heeft hij beide woningen daadwerkelijk verhuurd voor onbepaalde tijd, dan kan hij mogelijk zelf een succesvol beroep doen op dringend eigen gebruik tegenover zijn huurders.
Maatschappelijk belang
Het belang van de woningcorporatie weegt in deze zaak zwaarder dan het belang van de huurder om zijn relatief goedkope huurwoning te behouden: hij heeft nog twee alternatieven. Zijn belang beperkt zich tot het hebben van goedkope woonruimte. Dat is onvoldoende tegenover het maatschappelijk relevante belang van de woningcorporatie. De kantonrechter beëindigt de huurovereenkomst op grond van dringend eigen gebruik. Omdat onvoldoende duidelijk is wanneer de huurder zijn koopwoning kan gaan bewonen, mag hij nog acht maanden in de huurwoning blijven.