Inhoudsopgave

Hoe een faillissementskwestie een wrakingszaak werd

Wie het gevoel heeft dat de rechter partijdig is, kan hem wraken. Een faillissementsrechter die procespartijen wijst op de huisregels, zoals geen opnamen maken van de zitting, wekt echter niet de schijn van vooringenomenheid.

Een schuldeiser wil een vrouw failliet laten verklaren. De rechtbank behandelt de faillissementsaanvraag digitaal, via Teams. De vrouw wordt vertegenwoordigd door haar advocaat en nog twee mensen. Tijdens de behandeling zijn ze in één ruimte aanwezig. Een van hen maakt opnamen, omdat het beeld van de rechter in Teams stilstaat. De rechter laat weten dat dit niet is toegestaan en vraagt deze opnamen te verwijderen. Daarna zegt de rechter: ‘Ik denk dat ik de persoon die de opname maakt moet vragen de ruimte te verlaten. Ik kan u niet meer vertrouwen.’ Direct daarna wordt de rechter gewraakt ‘op basis van de goede procesorde’. ‘Ik zit naar een stilstaand beeld te kijken. We zijn professionele mensen. Ik wil een zitting hebben om het verhaal goed te kunnen doen.’

Objectief gerechtvaardigd

Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn als uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Ook kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Wat een procespartij denkt of voelt speelt overigens geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid ‘objectief gerechtvaardigd’ is.

Huisregels van de rechtbank

Volgens de wrakingskamer, een groep rechters die het wrakingsverzoek onderzoeken, is persoonlijke vooringenomenheid bij deze (vrouwelijke) rechter niet gebleken. Ook heeft zij niet de schijn gewekt. Ze heeft alleen de huisregels van de rechtbank (Midden-Nederland) willen toepassen. Daarin staat dat het verboden is om in de gebouwen van deze rechtbank beeld- en geluidsopnamen te maken. Daarmee wordt bedoeld: zittingen mogen niet worden opgenomen, digitale zittingen dus ook niet. Daar heeft de rechter terecht op gewezen. Het behoort ook tot de bevoegdheid van de rechter om de orde op de zitting te bepalen. Uit de opmerking van de rechter dat zij er aan dacht om iemand te vragen de ruimte te verlaten blijkt dat zij dit nog aan het overwegen was.

Geen schijn van vooringenomenheid

Uit deze gang van zaken en de uitlating van deze rechter blijkt niet dat die vooringenomen is of de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt – zelfs niet als de personen de opmerking van de rechter zouden hebben opgevat als een direct bevel om de zaal te verlaten. De rechter mag wel consequenties verbinden aan het overtreden van de huisregels. Het verzoek tot wraking is ongegrond.

ECLI:NL:RBMNE:2023:1133

Bron:Rechtbank Midden-Nederland| jurisprudentie| ECLI:NL:RBMNE:2023:1133| 15-03-2023
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Bel 026 – 35 22 888 of stuur een bericht.

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn