Een bedrijf wil haar werknemers verplichten drie in plaats van twee dagen op kantoor te werken. De OR heeft instemming geweigerd. De kantonrechter van de rechtbank Amsterdam weigert in deze zaak vervangende toestemming te geven.
Sinds de coronapandemie mogen medewerkers van een internationaal computerbedrijf thuis werken. Na de pandemie is dit veranderd en geldt een verplichting van twee kantoordagen. Het bedrijf wil het aantal verplichte kantoordagen nu opschalen naar drie. Daar is de OR van het bedrijf het niet mee eens. De OR weigert daarom in te stemmen met het plan. Maar volgens het bedrijf heeft de OR helemaal geen instemmingsrecht. En als dat er wel is, moet de kantonrechter vervangende toestemming geven, zo vindt het bedrijf.
Instemmingsrecht
De OR heeft volgens het bedrijf geen instemmingsrecht omdat de lijst met instemmingsgerechtigde onderwerpen in de Wet op de ondernemingsraden limitatief is. Op die lijst staat niet een regeling met betrekking tot thuiswerken of hybride werken. Daar is de kantonrechter het niet mee eens. De OR heeft wel degelijk instemmingsrecht omdat een thuiswerkregeling of regeling over hybride werken onder een regeling op het gebied van arbeidsomstandigheden valt; de arbeidsomstandigheden zijn nu eenmaal wezenlijk anders als iemand thuis werkt dan als iemand op kantoor werkt.
Vervangend
Dan moet de kantonrechter maar vervangende toestemming geven, zo stelt het bedrijf. Vervangende toestemming kan worden gegeven als de weigering van de instemming door de OR onredelijk is. Ook kan vervangende toestemming worden gegeven als het voorgenomen besluit van de onderneming wordt gevergd door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen.
Toets
Bij de redelijkheidstoets moeten de argumenten van het bedrijf en de argumenten van de OR om de instemming te weigeren tegen elkaar worden afgewogen. Volgens vaste rechtspraak moeten alle argumenten daarbij in overweging worden genomen. Het bedrijf heeft als argument voor drie verplichte kantoordagen onder meer aangevoerd dat de productiviteit van het personeel lijdt onder het thuiswerken, dat sprake is van minder sociale cohesie, dat door het thuiswerken minder creatieve ideeën ontstaan, er minder collegialiteit is en ook minder loyaliteit. Volgens de OR leveren de kantoordagen werknemers extra kosten op die zij niet vergoed krijgen, zoals parkeerkosten. Ook wijst de OR op de werk-privé balans en de flexibiliteit die werknemers hebben bij het thuiswerken.
Redelijker
De kantonrechter vindt de argumenten van het bedrijf niet redelijker dan die van de OR en concludeert dat het onthouden van de instemming door de OR dan ook niet onredelijk is. Omdat er ook geen overtuigende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen zijn, geeft de kantonrechter de vervangende toestemming niet. Nu de instemming ontbreekt mag het bedrijf de werknemers niet verplichten drie dagen op kantoor te komen werken.