In procedures na faillissement staat vaak de vraag centraal of bestuurders aansprakelijk kunnen worden gesteld voor kennelijk onbehoorlijk bestuur of benadelende transacties. Het voorlopig getuigenverhoor biedt een curator de mogelijkheid feiten te verhelderen en bewijs te verzamelen. Maar hoe ver reikt het recht op contra-enquête van de wederpartij?
In deze zaak onderzocht de curator of sprake is van benadelende transacties en onbehoorlijk bestuur. In het kader van dat onderzoek liet de curator een feitelijk bestuurder als getuige horen. Die bestuurder wilde daarna de curator als getuige horen. Maar daar was geen ruimte voor, aldus het gerechtshof Den Haag.
Vragen
Volgens de bestuurder was het nodig de curator als getuige te horen om zijn eigen verweer te onderbouwen in eventuele aansprakelijkheidsprocedures. De vragen die hij wilde stellen gingen onder meer over zijn eigen verklaringen en de onderbouwing van het vermoeden van kennelijk onbehoorlijk bestuur door de curator. De rechtbank Den Haag oordeelde dat de bestuurder de curator niet mag horen. Daartegen ging de bestuurder in hoger beroep. Volgens hem mag een verzoek om een contra-enquête alleen worden geweigerd als dat in strijd is met de goede procesorde. En volgens hem was daar geen sprake van.
Probandum
Op basis van de wet geldt dat een contra-enquête is toegestaan, mits deze binnen het probandum blijft: de feiten die in de procedure bewezen moeten worden. In dit geval was alleen de bestuurder als getuige gehoord. Een contra-enquête kan normaal worden gebruikt om verklaringen van anderen te ontzenuwen, maar het hof ging er hier vanuit dat de bestuurder met de contra-enquête niet de betrouwbaarheid van zijn eigen verklaring wilde ondergraven. Wat overbleef waren de door de bestuurder gewenste vragen aan de curator. Deze betroffen niet rechtstreeks de te bewijzen feiten, maar de bevindingen en vermoedens van de curator. Daarmee viel het verzoek buiten de grenzen van het probandum en werd het door het hof afgewezen.
Verschoningsrecht
Interessant is dat de curator in deze zaak ook een beroep deed op een verschoningsrecht. Het hof bevestigde in deze zaak ten overvloede dat een curator, ook wanneer hij advocaat is, in die hoedanigheid geen verschoningsrecht heeft. Wel kan hij zich in sommige situaties beroepen op het belang van vertrouwelijkheid. In deze zaak deed dit er alleen niet toe, omdat de contra-enquête er niet zou komen.