Na een drugsvondst sluit de burgemeester een huurwoning. Ook al wist de huurder van niks – de drugs waren van haar zonen – toch moet zij eruit.
Een vrouw huurt een woning van een woonstichting. De burgemeester heeft besloten dat deze woning voor zes maanden wordt gesloten. Na een huiszoeking heeft de politie een handelshoeveelheid hard- en softdrugs aangetroffen, en attributen voor drugshandel. Haar meerderjarige zonen zitten in de lokale drugshandel. Als de woning daadwerkelijk wordt gesloten, ontbindt de woonstichting per direct de huurovereenkomst buitengerechtelijk. De stichting wil dat de kantonrechter van de rechtbank Overijssel voor recht verklaart dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk is ontbonden en dat de woning wordt ontruimd. In de periode tot aan de ontruiming moet de huurder een gebruiksvergoeding betalen.
Opiumwet
Een verhuurder is op grond van het Burgerlijk Wetboek bevoegd om tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst over te gaan. Dat kan onder andere als de burgemeester een woning sluit op grond van de Opiumwet. De woonstichting heeft terecht gebruikgemaakt van haar bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding, maar toch moet de kantonrechter toetsen of de ontruiming wel proportioneel is.
Geen verwijt
De huurder stelt dat haar geen enkel verwijt kan worden gemaakt: de drugs waren van haar zoons, zij zelf wist van niks. Had zij ervan geweten, dan had zij dit niet getolereerd. Zij heeft geen vaste verblijfplaats en verblijft bij verschillende kennissen. Door de situatie ervaart zij veel stress en lichamelijke klachten. Moet de woning toch worden ontruimd, dan wil zij een langere ontruimingstermijn.
Ontruiming
Mocht de huurder inderdaad nergens van afweten, aldus de kantonrechter, dan heeft zij onvoldoende toezicht gehouden op de handelwijze van haar zoons. Het gebeurde immers in een gehuurd pand en dat komt voor haar risico. Twee belangen botsen hier: de woonstichting staat voor de leefbaarheid en veiligheid van de buurt en moet optreden tegen drugshandel. De vrouw heeft er belang bij dat zij in de woning kan blijven. Dat laatste legt toch onvoldoende gewicht in de schaal, oordeelt de kantonrechter. Ontruiming van de woning is weliswaar ingrijpend, maar dat de vrouw hierdoor zodanige gezondheids- en huisvestingsproblemen krijgt dat ontruiming niet kan worden toegewezen, heeft zij onvoldoende onderbouwd. De woonstichting heeft dus gebruik mogen maken van haar bevoegdheid de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Na deze uitspraak kan de vrouw nog een maand in de woning blijven, daarna moet zij eruit. Voor die maand moet zij een gebruikersvergoeding betalen (zij huurt immers niet meer), die is gelijk aan de maandelijkse huur.