Een man plaatst bloembakken en een terrasscherm voor zijn huis en op de openbare weg, wat in strijd is met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Het college van B&W legt hem een last onder dwangsom op, maar de man verandert niets. Dan gaat het college over tot invordering van de verbeurde dwangsommen. Terecht, oordeelt zowel de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland als de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in hoger beroep.
De man zet de bloem- en plantenbakken en een terrasscherm voor zijn pand in de binnenstad en op de openbare weg. Dat doet hij om te voorkomen dat er fietsen worden geplaatst en voor de veiligheid van zijn slechtziende schoonmoeder, die daar gaat wonen. De bakken en het scherm staan ongeveer vier meter van de gevel af en vormen een soort voortuin, die een deel van de openbare ruimte inneemt, Daarmee overtreedt de man de APV van de gemeente. Die verbiedt het namelijk om de weg anders te gebruiken dan als publieke functie, als dat gebruik de vrije doorgang belemmert. Bewoners mogen een geveltuin hebben tot maximaal 60 à 80 centimeter uit de gevel.
Dwangsommen
Het college vraagt de pandeigenaar daarom de bakken en het scherm te verwijderen. Het voert hierover verschillende gesprekken met hem, maar in beweging komt de man niet, óók niet nadat hem twee lasten onder dwangsom zijn opgelegd. Pas na de oplegging van een last onder bestuursdwang beëindigt hij de overtreding. Het college gaat dan over tot de invordering van de verbeurde dwangsommen van in totaal € 3.000.
Mogelijke oplossingen
In beroep tegen die invorderingsbeslissing oordeelt de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland dat sprake was van een overtreding, dat het college handhavend mocht optreden en dat de man de verbeurde dwangsommen moet betalen. Om partijen aan te moedigen in gesprek te gaan over een oplossing worden tijdens de zitting mogelijke oplossingen besproken. Daarbij noemt het college als te onderzoeken oplossing dat de bakken aan de zijkanten worden weggehaald en andere bakken verder worden verspreid, ook verder dan 80 centimeter van de gevel, zodat er geen belemmering meer is van de openbare ruimte.
Rechtszekerheidsbeginsel
In hoger beroep tegen deze uitspraak stelt de man dat de voorzieningenrechter hem in het gelijk had moeten stellen, nu tijdens de zitting bleek dat er een oplossing mogelijk was met bakken op een afstand van meer dan 80 centimeter van de gevel. Het college had hierover vanaf het begin duidelijker moeten zijn; dan was de zaak niet uitgelopen op een procedure met dwangsommen en zittingen. Dat het college dit niet deed is in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, stelt hij.
Betalen
De pandeigenaar krijgt daarin geen gelijk. De Afdeling is het met de voorzieningenrechter eens dat sprake was van overtreding van de APV en dat het college terecht tot handhaving is overgegaan. Dat het daarbij in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel zou hebben gehandeld, gaat er bij de Afdeling niet in. In gesprekken met de man, en ook tijdens de zitting bij de voorzieningenrechter, zijn de regels en de situatie ter plaatse steeds aan de orde geweest. Voor de man moeten de regels daardoor duidelijk zijn geweest. Dat het college aanbood te willen nadenken over een oplossing waarbij enkele bakken wat verder van de gevel zouden staan, maakt dit niet anders. Het heeft niet toegezegd dat deze opstelling daadwerkelijk mogelijk zou zijn en inmiddels is ook gebleken dat dit niet het geval is. De man mocht hieraan niet de verwachting ontlenen dat geen sprake was van een overtreding of dat de genomen besluiten onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. Temeer omdat het college op de zitting bij de rechtbank steeds bij het standpunt is gebleven dat sprake was van een overtreding. De man wordt in het ongelijk gesteld en moet de verbeurde dwangsommen dus betalen.