Inhoudsopgave

Asielzoekersgezin mocht woning weigeren: ontruiming afgewezen 

Een asielzoekersgezin krijgt via het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) een woning aangeboden. De familie accepteert die niet: het is te ver van een ziekenhuis waar een van de kinderen wordt behandeld. Als het gezin het asielzoekerscentrum (azc) weigert te verlaten, eist het COA ontruiming van hun verblijfsruimte. Wat beslist de voorzieningenrechter?

Een Afghaanse familie met acht minderjarige kinderen verblijft in een azc. Zij hebben een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen. Het COA laat aan hen weten dat ze in aanmerking komen voor huisvesting in een gemeente. Die biedt dwingend en éénmalig passende woonruimte aan. Ook meldt het COA dat het gezin weg moet uit het azc als het deze woning weigert.

Onrechtmatig 

De familie slaat het aanbod af, en daarom wil het COA dat zij uit het azc vertrekt. Dat moet binnen drie dagen gebeuren. Als het gezin ook dit weigert, eist het COA bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel ontruiming van de verblijfsruimten in het azc. Nu het gezin onterecht het aanbod tot passende huisvesting weigert, verblijft het daar zonder recht of titel en dus onrechtmatig, aldus het COA. Volgens het gezin is de aangeboden woning echter niet passend. Het wijst erop dat een van de kinderen in een ziekenhuis wordt behandeld voor een schisis, en dat de reisafstand tussen de gemeente waar de woning ligt en dit ziekenhuis te groot is. 

Passende huisvesting

De vraag of sprake is van passende huisvesting, moet door het COA worden beoordeeld, aldus de voorzieningenrechter. De rechter toetst alleen of het COA zich in deze omstandigheden in redelijkheid op het standpunt mag stellen dat de aan deze familie aangeboden woning moet worden aangemerkt als passende huisvesting. Het COA meent dat de woning binnen een straal van 50 kilometer van dit ziekenhuis ligt, en dat dit in overeenstemming is met het interne beleid en dus niet te ver is.

Zorgvuldigheidsbeginsel

De voorzieningenrechter ziet dit anders. Uit door de familie overgelegde stukken blijkt dat een zoon van het gezin regelmatig naar een gespecialiseerd ziekenhuis moet. Het is aannemelijk dat dit zeker meerdere keren per jaar moet gebeuren, en niet één keer per jaar zoals het COA stelt. 

Bij de beoordeling van wat als passende huisvesting kan worden aangemerkt, moet het COA zich ook houden aan de eisen die voortvloeien uit het zorgvuldigheidsbeginsel dat op grond van het Burgerlijk Wetboek voor de overheid geldt. Een zorgvuldige belangenafweging vereist dat het COA nagaat in hoeverre het ziekenhuis in de praktijk daadwerkelijk bereikbaar is voor deze gezinsleden. Van de aangeboden woonruimte tot het ziekenhuis is het volgens de rechter ruim 77 kilometer. De ouders hebben geen rijbewijs en zijn dus afhankelijk van het openbaar vervoer, wat in het gunstigste geval twee uur reizen betekent. Dat zij analfabeet zijn, maakt dat reizen lastiger is en voor meer vertraging kan zorgen. Een zorgvuldige belangenafweging had tot de conclusie moeten leiden dat deze woning niet passend is, aldus de voorzieningenrechter. Zeker nu de ouders hebben verteld dat de medische behandelingen risicovol zijn, waardoor het belangrijk is dat zij met hun zoon mee moeten kunnen naar ziekenhuisopnamen en hem daar ook kunnen bezoeken.

Actieve opstelling

Dat de omstandigheden rond de medische situatie van het kind pas in een later stadium zijn aangevoerd, zoals het COA stelt, maakt dit volgens de voorzieningenrechter niet anders. Het zorgvuldigheidsbeginsel brengt de verplichting mee om alle belangen in kaart te brengen en af te wegen. Daarbij mag van het COA een actieve opstelling worden verwacht, vooral nu gebleken is dat de ouders analfabeet zijn. 

Geen ontruiming

Het gezin mocht de woning dus weigeren. Nu het recht op verblijf in het azc niet van rechtswege is geëindigd en het gezin er rechtmatig verblijft, wordt het verzoek om de ontruiming afgewezen. Van het COA wordt verwacht dat het alsnog bemiddelt bij het vinden van passende huisvesting. Daarbij moet ook aandacht zijn voor de specialistische zorg die de zoon nodig heeft.

ECLI:NL:RBOVE:2023:1760

Bron:Rechtbank Overijssel| jurisprudentie| ECLI:NL:RBOVE:2023:1760 C/08/294875 / KG ZA 23-66| 15-05-2023
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Bel 026 – 35 22 888 of stuur een bericht.

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn