Een koper betaalt € 12.000 voor een Jaguar, maar ontdekt kort na levering ernstige gebreken. Volgens hem moet de motor van de auto worden vervangen. De koper vordert van de verkoper herstel van de auto of terugbetaling van de koopprijs. De kortgedingrechter wijst de vorderingen echter af.
Voor toewijzing van de vordering tot herstel is nodig dat de auto niet voldeed aan wat partijen hadden afgesproken en aan de verwachtingen die de koper daarvan redelijkerwijs mocht hebben. De kantonrechter bekijkt daarom eerst wat de koper en verkoper onderling hebben afgesproken over de staat van de auto. De interpretaties van die afspraak lopen nogal uiteen.
100 % in orde
Volgens de koper heeft de verkoper uitdrukkelijk verklaard dat de auto ‘100% in orde’ is. De verkoper ontkent dit en verwijst naar de schriftelijke koopovereenkomst waarin expliciet staat dat geen garantie wordt verleend. Ook zegt de verkoper dat ze niet heeft gezegd dat de auto helemaal in orde is. Daarmee zou voor de koper duidelijk moeten zijn geweest dat eventuele gebreken na de aankoop voor zijn rekening en risico komen. Het lukt de kantonrechter op basis hiervan niet vast te stellen wat partijen nou hebben afgesproken over de staat van de auto. Dit zal in een bodemprocecure met verdere bewijslevering moeten gebeuren. In kort geding is daar geen ruimte voor.
Herstel
Ook kan de kantonrechter – zoals gevraagd – in dit kort geding niet vaststellen wat het herstel eventueel zou moeten inhouden. De koper legt offertes over waarin de herstelkosten variëren van € 15.000 tot ruim € 21.000. Volgens de verkoper is slechts vervanging van een onderdeel van € 80 voldoende. Het grote verschil in inschattingen maakt volgens de kantonrechter duidelijk dat niet zonder nader technisch onderzoek kan worden vastgesteld wat er precies met de auto aan de hand is en welke herstelmaatregelen noodzakelijk zijn.
Verhouding
Daar komt bij dat de verhouding tussen de koopprijs en de gestelde herstelkosten ook een rol speelt. Zelfs als de verkoper volgens de afspraken voor het herstel zou moeten opdraaien, rijst de vraag of het redelijk is om de verkoper te verplichten tot herstel als de kosten daarvan ver boven de koopprijs uitstijgen. Ook dit vergt een diepgaande beoordeling die in kort geding niet mogelijk is. De kantonrechter wijst daarom alle vorderingen van de koper af.