Een bestuurder verzoekt de rechter in kort geding om een besluit van de aandeelhoudersvergadering om hem te ontslaan, te schorsen. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de bestuurder geen persoonlijk spoedeisend belang heeft.
De bestuurder betoogt voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant dat het ontslag volgens hem in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Volgens hem ontbreekt een zwaarwegend belang voor het ontslag en zijn minder ingrijpende maatregelen niet onderzocht.
Spoedeisend
Voordat de rechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling, bekijkt hij eerst of sprake is van een spoedeisend belang. Alleen als dat aanwezig is, kan een voorlopige voorziening worden toegewezen.
Ondernemingskamer
Volgens de rechter zit daar al meteen het probleem en heeft de bestuurder onvoldoende (spoedeisend) belang bij zijn vorderingen. Tijdens de mondeling behandeling van de zaak blijkt dat de bestuurder namens de vennootschap een procedure bij de Ondernemingskamer wil starten, omdat hij vreest voor de continuïteit van de onderneming. Om dat te kunnen doen moet zijn ontslagbesluit worden geschorst. De bestuurder noemt geen andere belangen.
Afwijzing
De rechter constateert daarom dat de bestuurder geen persoonlijk belang heeft bij zijn vordering. Het argument dat hij de onderneming wil beschermen, is onvoldoende om een kort geding toe te staan, omdat de bestuurder geen eigen, direct spoedeisend belang aantoont. Daarom komt de rechter niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het ontslagbesluit zelf en wijst hij de vordering bij voorbaat af.