Inhoudsopgave

Beslissing UWV voldoende gemotiveerd: WIA-uitkering terecht geweigerd

Het UWV weigert een vrouw een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35 procent arbeidsongeschikt is. Terecht, vindt de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het UWV heeft voldoende gemotiveerd dat de geduide functies die de vrouw nog wel kan uitoefenen geschikt zijn voor een arbeidsongeschiktheid van 21 procent en ook dat er geen reden is om meer beperkingen bij de vrouw aan te nemen dan door de deskundige is bepaald.

Een vrouw werkt als schoonmaakster en ontbijtserveerster. Vanuit de Werkloosheidswet meldt zij zich in november 2018 ziek bij het UWV, waarna zij een Ziektewet-uitkering krijgt. Hierop dient zij een aanvraag in voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).

Beperkingen

Een verzekeringsarts van het UWV onderzoekt de vrouw en beoordeelt wat haar beperkingen zijn per 9 november 2020. Die beperkingen neemt de arts op in een zogeheten functionele mogelijkhedenlijst (fml). Een arbeidsdeskundige van de uitvoeringsinstantie stelt daarna vast dat er vijf functies zijn die de vrouw met haar beperkingen nog zou kunnen uitvoeren. Deze deskundige berekent dat de vrouw met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 69,56 procent kan verdienen van het loon dat zij verdiende voor haar ziekmelding. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt bepaald op 30,44 procent. Nu de vrouw minder dan 35 procent arbeidsongeschikt is, kan ze volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.

Nieuw arbeidsongeschiktheidspercentage

De vrouw gaat in bezwaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet dan aanleiding om de fml te wijzigen. Op basis van de nieuwe fml verwerpt de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep drie van de geduide functies en worden er twee nieuwe functies geduid. Ook wordt het zogeheten maatmanloon aangepast. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van de vrouw wordt nu vastgesteld op 21 procent. 

De vrouw is het niet eens met het besluit dat het UWV hierop neemt. Volgens haar is haar medische situatie verslechterd en heeft ze meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Ook zou de gegeven urenbeperking onvoldoende zijn en is het arbeidskundig onderzoek volgens haar onzorgvuldig gedaan. Ter ondersteuning van haar standpunt brengt zij een rapport in van de medisch adviseur/verzekeringsarts en informatie van een traumachirurg.

Voldoende gemotiveerd

Heeft het UWV terecht bepaald dat de vrouw minder dan 35 procent arbeidsongeschikt is? Hierbij gaat het om de medische toestand van de vrouw op 9 november 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende uitgelegd waarom de in beroep overgelegde informatie geen reden vormt om meer beperkingen bij de vrouw aan te nemen, aldus de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Daarbij is onder meer van belang dat een slaaponderzoek ruim na 9 november plaatsvond. Daaruit blijkt bovendien niet dat er sprake is van ernstige energetische klachten, zoals de vrouw stelt. Op basis van de informatie van de traumachirurg meende de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er voor de beenklachten van de vrouw voldoende beperkingen zijn aangenomen. Zo is de functie van de knie na de daaraan verrichte operatie goed en is de vrouw hiervoor niet meer naar een huisarts of specialist geweest. Anders dan de vrouw meent, vindt de rechtbank niet dat de arts daarmee stelt dat de vrouw geen knieklachten meer heeft. Uit de rapporten van de arts blijkt dat er onder meer nog beperkingen zijn aangenomen voor lopen, traplopen en klimmen, en de rechtbank ziet geen reden de arts daarin niet te volgen. 

Terecht geweigerd

De rechtbank ziet in wat de vrouw verder heeft aangevoerd evenmin reden om de geschiktheid van de geduide functies in de arbeidskundige beoordeling in twijfel te trekken. Zo is er gekeken naar de juiste drie functies en wordt de medische urenbeperking van de vrouw in die functies niet overschreden. Het UWV heeft de vrouw dan ook terecht geen WIA-uitkering toegekend per 9 november 2020, zo oordeelt de rechtbank.

ECLI:NL:RBZWB:2022:5924

Bron:Rechtbank Zeeland-West-Brabant| jurisprudentie| ECLI:NL:RBZWB:2022:5924 AWB- 21_3320| 11-10-2022
Facebook
Twitter
LinkedIn
Print

Meer weten?

Neem contact met ons op!

Mail

DELEN

Facebook
Pinterest
Twitter
LinkedIn